top of page
Veerle Roos

Schrijftuin: schakeringen

Het was een drukke week. Maandag in de voormiddag verstoppertje spelen met de kinderen in het opvangcentrum op mijn vrijwilligerswerk, in de namiddag schrijfatelier in De loods in Duffel en daarna therapie. Woensdag opnieuw naar het opvangcentrum, om te gaan knutselen met de kinderen. Op zondagnamiddag ging ik met mijn man naar Condacum Vivit, een middeleeuws spektakel in Kontich. 


Het was een heerlijke middag, met ijsjes, hamburgers, zachte schapenwol, galopperende paarden, en boogschieten. Tijdens de uitleg kreeg ik van de instructeur de opmerking dat het met mijn fiere rechte houding zeker moest lukken om het doel te raken. Met mijn gezicht in de zomerzon en mijn lange roze jurk wapperend in de wind ademde ik in, bracht mijn linkerarm omhoog voor mij uit, spande met mijn rechterhand de pees, richtte mijn boog, ademde uit, en liet los. Raak! Niet recht in de roos, maar toch netjes in de derde cirkel. Yes! Mijn man stond er breedlachend naast en schoot gretig foto’s om deze dag te vereeuwigen. 


‘s Avonds in bed smelt de glimlach van mijn gezicht en trillen mijn mondhoeken, vechtend tegen onzichtbare tranen. Iets heeft mij getriggerd. Ik begrijp het niet. Het was een fijne dag. We hebben er van genoten om nog eens met ons tweetjes op stap te zijn. Maar iets raakte en ontwaakte het verdrietige kind. Iets zorgt ervoor dat zij de behoefte voelt om weg te kruipen. Mijn man kijkt me vragend aan en streelt zachtjes mijn arm. Ik vertel hem over mijn drang om te verdwijnen. Hij antwoordt dat hij me graag zou knuffelen, en biedt zijn hand aan. Ik accepteer ze dankbaar en knijp erin, hard. Hij knijpt bemoedigend terug en blijft vasthouden, tot mijn ademhaling opnieuw regelmatig is, mijn onrust zakt en mijn greep lost. Hij kust mijn haar en fluistert ‘Slaapwel’. 


Troost. Voor mij, en voor het verdrietige kind. 


Achteraf herinner ik me een moment van toen ik kind was. Mijn grote broer had een speelgoed pijl en boog gekregen, en ik had gezeurd of ik ook eens mocht proberen. Daar werd mee gelachen, want ‘daar zijt gij niet sterk genoeg voor, gij gaat dat niet kunnen’. Dus toen ik toch mocht proberen, spande ik met al mijn kracht de boog… en brak deze in twee. Mijn broer ontroostbaar, en iedereen boos op mij, want ‘ik kreeg ook alles kapot’. 

Comments


bottom of page